Geschiedenis

1912

4 generaties terug kwam de boerderij in bezit van de familie Brebels. Overgrootvader Maarten Brebels kocht in 1912 de boerderij van brouwer Cornelissen. Deze brouwer had hier een brouwerij. De gebouwen werden omgebouwd tot stallen.

1921

In 1921 zette grootvader Jaak Brebels het bedrijf verder. Voor die tijd had de boerderij een redelijke omvang met 10 melkkoeien, 20 zeugen en 500 à 1000 kippen. Meiden en knechten waren nodig om de vele handenarbeid te helpen verrichten.

1955

In 1955 woedde een brand ontstaan door een kortsluiting aan een traktor. Een schuur werd volledig verwoest.

1959

In 1959 namen vader Martin Brebels en moeder Celestine Vanoostveldt het ouderlijk bedrijf over. Vernieuwing was aan de orde: het boerenpaard werd uitgewuifd en er werd ingezet op mechanisatie. Een nieuwe stal werd gebouwd, de koeien verbleven eerst op stro en later in 1967 als een van de eersten in een ligboxenloopstal. Melken gebeurde in een melkhuis met de koeien op een verhoog en melkopslag in een melktank.

1989

In 1989 werd het bedrijf omgevormd tot een landbouwvennootschap, genaamd Brebels LV. De 4-de generatie zet de trend van vernieuwing en schaalvergroting verder. Koeien worden nu gemolken door een robot en zijn gehuisvest in een nieuwe stal met aandacht voor diercomfort. De hoevewinkel opent zijn deuren in 1999.

Akkerbouw

Het grootste deel van het beschikbare areaal wordt ingenomen door grasland en mais, teelten die nodig zijn om te kunnen voorzien in het dagelijks ruwvoerrantsoen van de dieren.

Daarnaast is er nog ruimte vrij voor andere teelten: aardappelen, erwten, bonen, schorseneren en korrelmais. De geoogste producten worden op het bedrijf zelf aangewend of afgezet bij externe bedrijven.

Melkvee

De koeien verblijven in de nieuwgebouwde melkrobotstal. Er is veel aandacht geschonken aan hun comfort. Zij lopen vrij rond in een omgeving van voldoende lucht, licht en ruimte. De dieren kunnen rusten op een zachte koematras en hebben dag en nacht ruime beschikking over een uitgebalanceerd voerrantsoen. De mestgangen worden zuiver gehouden door een mestrobot die langzaaam zijn weg baant tussen de koeien door.

Zij begeven zichzelf vrijwillig naar de melkrobot waar ze volledig automatisch worden gemolken. De melkgegevens worden geregistreerd en gemonitord. Een onregelmatigheid wordt zo snel gedecteerd en gemeld aan de veehouder. Een koe kan op die manier tot 4-maal daags gemolken worden.

In de droogstandperiode worden de koeien verplaatst naar een ander compartiment en krijgen ze een aangepast rantsoen.

De melk wordt gekoeld en opgeslagen in een buitenmelktank onder silovorm. De melkwarmte wordt gerecupereerd en gebruikt voor warm water, vloerverwarming en lauw drinkwater. Om de 2 dagen gebeurt de ophaling door een tankwagen van de zuivelfabriek. Via veelvuldige metingen in de robot en de melktank wordt de melkkwaliteit gegarandeerd.

Jongvee

De koeien kalven in een aparte ruimte, de strobox. Hier hebben ze alle ruimte en comfort om meestal op natuurlijke wijze te bevallen. Gedurende zijn eerste levensweken verblijft het kalf in een individuele kalverhut met een buitenloop. Biestmelk wordt toegediend via een speenemmer. Nadien worden ze op stro in groep gehuisvest en krijgen ze kunstmelk toegediend via een kalvermelkdrinkautomaat.

Het spenen gebeurt rond een ouderdom van 8 weken. Ze verblijven nog een tijdje op stro en krijgen nu een rantsoen van krachtvoer en ruwvoer. Op een leeftijd van 4 maanden verhuizen ze naar de opfokstal. Hier zullen ze opgroeien en worden ze gestierd op een leeftijd van 15 maanden. Zo kalven ze rond hun 2de levensjaar vanaf dan kunnen ze ingezet worden als melkkoe.